Tagesgang

Tagesgang

We zijn aanbeland in één van de mooiste periodes van het seizoen. De enige tijd van het jaar dat je knaldroge poeder scoren en hangen op een terrasje in de zon, op één dag kunt combineren. ’s Ochtends drielagen Gore-Tex met goggle en ’s middags strakke truitjes en korte rokjes! En dat zonder er tussentijds een gruwelijk eind voor te hoeven rijden! Twee weken geleden dienden de eerste tekenen zich aan. Onze handen vroren lichtjes aan tijdens een kort hike-je en het voelde beroerd koud op de col. Vervolgens scoorden we zeer acceptabele poeder (understatement!) in een lange helling, om uiteindelijk uit te pieren in zo’n typisch slaperig en nog grotendeels verlaten dal, waar het warm was en de sneeuw vochtig. De eerste schmelzharsch maakte een paar bochten zelfs nog listig. Waar de sneeuw ophield was het heerlijk in het zonnetje. Natte weg, druppende daken. Lawinetechnisch krijgt het monster in deze tijd van het jaar opeens twee hoofden: de altijd al nare plaklawines worden plotseling vergezeld van natte sneeuwlawines. Dat laatste heeft onder andere veel te maken met het tijdstip en dat noemen de Germaanse volken de ‘Tagesgang’ in hun lawineberichten.

Over warmte

Warmte heeft een lastig effect op sneeuw. Enerzijds bespoedigt het een stabilisering van het sneeuwdek, wat betreft plaklawines. Maar PLOTSELINGE warmte (eigenlijk: plotselinge stijging van temperatuur, wat iets subtieler ligt) vergroot de kans op plaklawines juist weer aanzienlijk. Dat is een beetje technisch verhaal, maar zeg maar dat er door de stijgende temperatuur extra ‘spanning’ in het sneeuwdek ontstaat. Maar als deze ‘warme’ periode gevolgd wordt door afkoeling, dan neemt de kans op plaklawines snel af. Sterker nog: des te vaker de temperatuur wisselt, des te stabieler wordt de plaklawinesituatie. Worden de temperaturen eenmaal echt hoog dan krijgen we te maken met natte sneeuwlawines.

Onder temperatuur valt overigens ook instraling door de zon. Dus alleen op het weerkaartje kijken en constateren dat de temperatuur onder nul blijft is niet genoeg. Vanaf februari is de zon sterk genoeg om zonbeschenen hellingen (met name Zuidhellingen/hellingen met een Zuidaspect) dusdanig op te warmen dat de sneeuw begint te smelten. Ook als de ‘officiële’ temperatuur onder nul blijft (die wordt namelijk in de schaduw 1 meter boven de grond gemeten). Het water van de gesmolten sneeuwkristallen sijpelt door het sneeuwdek naar de grond en ‘weekt’ het sneeuwdek los van de grond en fungeert tegelijkertijd als glijmiddel. Er liggen nu nog dikke pakken ‘droge’ sneeuw (as we speak wederom Stufe 4 in sommige delen van de Alpen, en dat eind maart!) en wanneer daarmee het grote smeltspel wordt gespeeld dan kan zo’n heel sneeuwdek afglijden (‘gleitschneerutsch’ of bodemlawine).

Zulke lawines zijn niet snel, maar wel enorm zwaar en dus link genoeg voor gebouwen, wegen, wintersporters, etc. Een mildere vorm van natte sneeuwlawines zijn de lawines die in een punt beginnen en steeds breder uitwaaieren en die op de meeste zonnige, warme dagen voorkomen. De bovenste lagen van het sneeuwdek smelten volledig, de sneeuwkristallen verliezen hun onderlinge samenhang en als de helling steil genoeg is (verkrijgbaar vanaf iets boven de 20 graden) beginnen de kristallen te glijden. Vaak begint dat in de rotsen omdat die het snelste warm worden. [

Klok kijken

Natte sneeuwlawines zijn ‘makkelijke’ lawines. Ze zijn namelijk heel voorspelbaar. Als er namelijk zon en/of warmte is, dan is er kans op natte sneeuwlawines. Nou ja, dat geldt natuurlijk niet voor de maanden december en januari, maar normaal gesproken wel vanaf eind februari. En de zon heeft zo’n beetje genoeg kracht vanaf het middaguur. Later in het seizoen wordt dit tijdstip steeds vroeger. Daarom gaan toerskiërs in april en mei ook altijd zo bezopen vroeg op pad. Zij willen klimmen als de sneeuw nog staalhard is als gevolg van de nachtelijke afkoeling (hoewel het niet onder nul hoeft te zijn, als het maar helder is), en toerskiërs willen precies in de tijdspanne afdalen dat de sneeuw al begint te smelten, maar niet dieper dan de bovenste paar centimeter. Dat noemen we dan ‘firn’ of ‘neige de printemps’ en als francofiel hou ik het op voorjaarssneeuw. Te meer omdat ‘firn’ een verwarrende term is. Firn is namelijk ook jarenoude sneeuw boven de eeuwige sneeuwgrens. Vaak vuil en niet noodzakelijkerwijs zacht en prettig om in te skiën/boarden. Samenvattend: de problemen met natte sneeuwlawines nemen toe naarmate de dag vordert (Tagesgang!) en de problemen zijn het grootsts op Zuid tot West hellingen (waar de zon ’s middags schijnt). Later in het seizoen wordt het vroeger problematisch. Goed om rekening mee te houden de komende maanden.

Plak vs nat

Gevaar voor plaklawines en natte sneeuwlawines kunnen prima samengaan. Sterker nog: ze vullen elkaar perfect aan! De problemen met natte sneeuwlawines ontstaan namelijk ONDER een bepaalde hoogte in de skigebieden en met name op hellingen met een Zuidaspect. Plaklawines komen echter juist meer voor BOVEN een bepaalde hoogte en zijn het hardnekkigst op hellingen met een Noordaspect (resultaten uit het verleden geven geen garanties voor de toekomst en uitzonderingen bevestigen de regels). Zoals helemaal aan het begin van dit verhaal reeds gememoreerd: In deze mooiste tijd van het seizoen heb je dubbele kansen! Namelijk op natte sneeuwlawines laag op Zuid en op plaklawines hoog op Noord. Wat een spannende combinatie is dat toch, warm en koud op één dag! ;) Verder lezen? Lees dan even het [url=http://www.slf.ch/lawineninfo/wochenbericht/2008-09/0313/index\_DE] wochenbericht van 13-19 maart[/url] van de SLF van vorig jaar. Imposante foto’s.

Opa

Reacties

Gevorderd
doovAuteur14 april 2010 · 09:05

Draagt Opa korte rokjes? Kinky.

Welcome back my friends to the snow that never ends. Let's rocker!
Gevorderd
snelle_henkieAuteur14 april 2010 · 09:38

Helder verhaal Opa, thanks!
\

Alleen gevaar voor plaklawines en sneeuwlawines gaan als ik het goed begrijp niet ‘samen’ - ze kunnen zich in dezelfde periode voordoen, maar vrijwel altijd op andere plekken/momenten. De kans dat ze zich ‘samen’ voordoen (lees: tegelijk, op dezelfde plek of elkaar versterkend/veroorzakend) is toch relatief klein?

Alleen ga je sneller. Samen kom je verder.
Reageren
Mis helemaal niets meer!

Ontvang het laatste nieuws, PowderAlerts en meer!