Uiteraard horen ze erbij: pieper, schep en sonde. Maar op basis waarvan kies jij dit materiaal eigenlijk? Uiteraard heb je een drie-eenheid bij je. Veiligheidsmateriaal is duur en de schep en sonde moeten niet teveel plek in je rugzak innemen. Voor dat laatste zijn compacte lichtgewicht modellen op de markt; dus kies je de lichtste en kleinste schep en sonde. Maar zijn gewicht en pakmaat wel relevante overwegingen?
Veel te vaak naar mijn smaak, voer ik gesprekken met mensen die bekenden in een lawine hebben verloren. Soms als luisterend oor, soms om wat context bij het ongeval te geven. Vaak vragen mensen zich af of ze tijdens de reddingsactie wel goed gehandeld hebben. Gelukkig is dat meestal dik in orde. Eén van de dingen die ik tijdens die gesprekken geleerd heb is dat je naderhand in ieder geval nooit twijfels wilt hebben of je reddingsmateriaal wel goed genoeg was voor de situatie. Gewicht en pakmaat zijn dan op slag totaal onbelangrijk geworden.
Tijdens lawine-oefeningen sneuvelen er opvallend vaak sondes. Ze breken, of het kabeltje geeft de geest. In harde sneeuw gebeurt het dat mensen met sonderen soms het target niet vinden. Dat laatste komt omdat de sonde in de harde sneeuw geen rechte lijn naar beneden volgt. Zowel de schades als het missen van de targets komen vrijwel uitsluitend voor bij dunne, lichtgewicht sondes. Maar wat is dan een sonde die, ongeacht de situatie en sneeuwsoort, altijd ‘up voor de job is’? Echt sterke sondes hebben een diameter van 12 mm of meer. Veel gangbare modellen zijn 11 mm dik zijn: dat is in schooltermen een zes plus. Langere secties (dit is de ‘vervoerslengte’) is beter dan kortere. De stabielste sondes, met andere woorden de modellen die altijd recht naar beneden gaan, zijn van dik carbon (12 of 13 mm). Het nadeel van carbon is dat het slecht bestand is tegen impact van scheppen, skikanten e.d. Door schade en schande wijs geworden tijdens oefeningen, weet ik inmiddels dat ze ideaal zijn om te sonderen, maar minder geschikt voor simulaties met groepen! ☺ Voor sondes geldt een minimum advieslengte van 2,40 m, maar iets langer is beter. Uitgaande van een bedelvingsdiepte van 1 meter en een werkruimte van 1,25 meter (veel mensen steken de sonde tot het handvat aan hun middel in de sneeuw en niet veel lager) hou je weinig speling over voor het geval het tegen zit en het slachtoffer iets dieper ligt. Als de lengte van je sonde geen werkruimte toestaat, moet je bij iedere steek tot aan het sneeuwoppervlakte bukken. Met een langere sonde (zeg vanaf 2,80 m) kun je ergonomisch werken zonder dat de kans op een misser al te groot is. O ja: een stalen binnenkabel, bij voorkeur nog met kunststof bescherming, is de bom!
Bij scheppen heb je nog meer keus dan bij de sondes. Er bestaan optimale maten voor het beste schepresultaat blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. De ideale lengte is ongeveer 78 cm voor blad plus steel. Uiteraard heeft een lang persoon meer baat bij een wat langere set-up, dit zijn gemiddelde waarden. Het schepblad zelf moet niet te klein zijn, maar ook weer niet te groot zijn, want dan levert het geen voordeel meer op. Wetenschappelijk onderzoek suggereert een optimaal formaat van 575 cm2 (ongeveer 24 bij 24 cm). Grote sterke mensen kunnen ook hier natuurlijk met een groter formaat uit de voeten. Of je voordeel hebt van een schepblad dat je haaks op de steel kunt bevestigen, is omstreden en nog niet definitief aangetoond: onderzoeken spreken elkaar tegen. Het hangt onder andere van de scheptactiek (in een gestructureerde groep of alleen) af en het is misschien ook gewoon persoonlijke voorkeur om die mogelijkheid wel of niet te hebben.
Tot zover de wetenschap, nu het winkelen. De UIAA (alpenclubs) geeft een keurmerk uit voor scheppen en dat kan een richtlijn zijn: zij accepteren overigens een kleinere bladgrootte van 500 cm2 (ongeveer 22 bij 23 cm). Belangrijk zijn verder goede (dus lange) lasnaden op de overgang van blad naar steel en stevig materiaal van het blad zelf (neem niet de dunste modellen). In je rugzak is het natuurlijk fijn als het blad vlak is (er geen hoek in zit) en we zien dat steeds meer modellen daar rekening mee houden. Ere wie ere toekomt: de B2 EXT van BCA was de eerste schep die aan alle voorwaarden voldeed (hoewel het schepblad volgens de wetenschap ietsje aan de grote kant zou zijn), overigens zonder andere merken tekort te willen doen. Mammut heeft ook een goede inhaalslag gemaakt evenals Black Diamond, bij Pieps is het beeld nog wisselend.
De wereld van de piepers is vrij overzichtelijk: je wilt een pieper met 3 antennes en een markeerfunctie. De modellen van rond Eu 300 en meer zijn eigenlijk altijd goed: dit zijn de adviesverkoopprijzen en je betaalt in de praktijk vaak iets minder. De allergoedkoopste piepers vallen erg tegen: op het Pieperfest van het Snow Safety Center kwam iemand dit jaar vol trots met zo’n nagelnieuwe pieper oefenen, om aan het einde van de dag beteuterd te vragen welk model ze dan wel moest gaan kopen want ‘dit is niks’.
Ik baal ook weleens als ik moet passen en meten om al mijn spullen in een compacte rugzak te krijgen. De schep is net wat groot, de sondedelen net wat aan de lange kant en kan het ook allemaal niet wat lichter? Op die momenten denk ik terug aan waar het spul voor bedoeld is: niet om parmantig mee in het rond te paraderen, niet om te oefenen, maar om op alles voorbereid te zijn als het onverhoopt misgaat. En dan mag je materiaal nooit de beperkende factor zijn! Wat dat betreft ben ik blij dat ik al jaren ‘voor niks’ lang, groot en iets te zware spullen meesjouw.
Meer vragen? Kom eens langs bij Outdoor XL in Barendrecht of stel ze gewoon hier in de comments!