### De anatomie van de pin-binding
De laatste jaren heeft de pin-binding (ook wel ‘tech’ of Dynafit binding) een ware opmars gemaakt onder freeriders. Toch zijn er nog veel misverstanden en
tegenstrijdige meningen over dit soort binding, die ik hier maar gewoon pin-binding zal noemen. In deze serie artikelen zal ik dieper ingaan op de werking
van verschillende modellen, in een poging wat helderheid te scheppen in de binding jungle.
Met het aflopen van Dynafit’s patent, en de toegenomen interesse uit het freeride segment, zijn de laatste jaren vele variaties op het originele ontwerp van Dynafit op de markt gekomen, zoals de Marker Kingpin, de Dynafit Beast en Fritschi Vipec. Om te begrijpen hoe deze modellen verschillen moeten we eerst ingaan op de werking van het standaard model pin-binding, en de verschillen ten opzichte van een alpine- of frame binding zoals de Marker Duke en Salomon Guardian.
Onderstaand een foto van d man die grotendeels verantwoordelijk is voor de populariteit van de pin-binding onder freeriders: Eric Hjorleifson met de door hem ontwikkelde Dynafit Beast 16 binding.
Het originele Tour Lite Tech (TLT) model dat in 1990 door Dynafit op de markt werd gebracht, heeft sindsdien vele kleine ontwikkelingen doorgemaakt. De essentie blijft echter hetzelfde: De skischoen wordt met 2 pinnen aan de voorkant, en 2 pinnen in de hak vastgehouden. De grote voordelen komen bij het omhoog lopen: Niet alleen is het systeem lichter dan een frame binding, bij het lopen met een pin-binding til je alleen je schoen op, en niet de halve binding zoals bij een Marker Duke of Fritschi Freeride. Hoewel dit een klein verschil mag lijken, levert het over een tour van 1000+ hoogtemeters toch een flink energievoordeel op!
Daarentegen zijn er bij het skiën twee grote verschillen ten opzichte van een alpine binding. De eerste is de veiligheid bij een val, de tweede de
krachtoverbrenging en daarmee de ski ‘feel’ van de binding. Om dit te begrijpen moeten we helaas wat technisch worden.
Een binding kan op twee manieren open om je been te beschermen bij een val: verticaal (omhoog) en lateraal (zijwaarts). Wanneer je bijvoorbeeld te ver naar voren landt bij een sprong, opent het hielstuk van je binding. Zowel een alpine binding als een pin-binding doen dit ongeveer op eenzelfde manier.
De zijwaartse (of laterale) release is belangrijk bij de meeste vallen waarbij torsie (draaiing) op je been ontstaat. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer je een
bocht verkeerd instuurt, of wanneer je skipunt blijft hangen onder de bruchhars.
Hier werkt een pin-binding fundamenteel anders dan een alpine binding: waar de alpine binding zijwaarts opent bij het teenstuk, op een voetlengte afstand van het draaipunt (je been), kan een pin-binding alleen aan de achterkant zijwaarts opendraaien. Het zou te ver gaan om hier op de precieze natuurkundige mechanismes in te gaan, maar het blijkt dat dit verschil in zijwaartse opening (release) er toe lijdt dat in sommige gevallen de pin binding niet zijwaarts opent waar een alpine binding dit wel doet. Het gevolg is vaak een breuk van het scheenbeen. Niet echt een fijne gedachte!
Een tweede verschil met een alpine binding is het gevoel bij het skiën. En hierover kom je de meest uiteenlopende meningen tegen. Hier zullen we ons beperken tot de feiten.
Elasticiteit
Een alpine binding heeft een veer in het teenstuk die onder zijwaartse belasting wordt ingedrukt, totdat je schoen uit de binding klapt. Een bijkomend voordeel van deze veer is dat hij zijwaartse schokken opvangt, bijvoorbeeld van oneffenheden in de sneeuw. Onderstaand een teenstuk van een alpine binding, met de schokabsorberende eigenschappen uitgelicht.
Het teenstuk van een pin-binding daarentegen heeft een rigide verbinding tussen schoen en ski, die twee standen kent: open en dicht. Daardoor wordt elk schokje direct doorgegeven aan je schoen. Het gevolg is dat je oneffenheden in de sneeuw veel meer voelt in je benen. Maar misschien nog wel belangrijker; dit gebrek aan elasticiteit kan er voor zorgen dat de schoen ongewild uit de binding komt, wat in de volksmond bekend staat als de pre-release. Onderstaand filmpje laat dit zien:
De zo gevreesde pre-release. Om dit te voorkomen zetten veel mensen tijdens het skiën het teenstuk van de pin-binding vast in de stand die bedoeld is voor het omhoog lopen: Het zogenaamde ‘locken’ van de teen. Het nadeel hiervan is dat niet alleen de onbedoelde pre-releases, maar elke release voorkomen wordt. In het geval van een val is de kans op een gebroken been dus erg groot! Om nog maar te zwijgen over de gevolgen in een lawine…… 2
Een tweede verschil is de verbinding tussen schoen en ski bij de hak. Een alpine binding klemt je hak stevig vast op de ski, waardoor de krachtoverdraging zeer direct is. Bij de traditionele pin-binding daarentegen hangt de schoen vrij op de pinnen. Deze ruimte, en de afwezigheid van voorwaartse druk leidt tot een wat ‘vaag’ gevoel bij het sturen.
De industrie heeft de laatste jaren niet stil gezeten, en de trend om grotere lijnen te rijden en hier steeds vaker voor te lopen, heeft tot een aantal variaties op het originele ontwerp geleid. In mijn volgende artikel zal ik ingaan op de precieze verschillen tussen de nieuwe generatie pin-bindingen en het klassieke model. Mocht je nu al vragen hebben, schroom niet om ze te stellen.