@roelalblas, het is belangrijk om twee zaken te onderscheiden. Allereerst de dikte van het totale sneeuwdek en ten tweede de dikte van de lossere toplaag.
De dikte van de lossere toplaag wordt door een aantal factoren be茂nvloedt. Daar waar sneeuw onder directe invloed van wind (kammen en graten) en de zon staat zal de sneeuw zich sneller zetten en daarmee veel van zijn lucht in het sneeuwdek verliezen.
Maar in de buurt van beken, in bossen, op schaduwhellingen etc. blijft er langere tijd meer lucht in de sneeuw zitten. Ook langer na verse sneeuwval.
Zeker als er sprake is van rijpvorming. Ook is de temperatuur waarbij de sneeuw valt bepalend voor het zetteingsproces. Zware nattere sneeuw zal vanwege zijn massa sneller zetten.
In theorie kun je in terrein met veel oneffenheden (beken, geultjes, afstapjes na cliffs) lokaal grote hoeveelheden sneeuw tegenkomen. Het zijn ook deze plekken waar vanwege rijpvorming het sneeuwdek tot op de bodem geheel cohesieloos kan zijn. Dit kan bij voldoende kou en heldere nachten zelfs weken na sneeuwval nog het geval zijn.
Kun je iets meer vertellen waar het gebeurde (liefst zo precies mogelijk de locatie op een kaart aangeven) en welke dag/datum het betrof? Dan kunnen we er specifieker naar kijken.