Elke winter wachten we met smart tot het woordje Noordstau (Nordstau) in de weerberichten tevoorschijn komt. Voor velen is de term Noordstau natuurlijk bekend, maar toch komen er altijd een hoop vragen binnen. In dit achtergrondartikel probeer ik antwoord te geven op de volgende vragen over een Noordstau:
- Hoe ontstaat een Noordstau?
- Is elke Noordstau hetzelfde?
- Wat betekent een Noordstau voor het weer in de rest van de Alpen?
- Hoe kun je een Noordstau op de weerkaarten herkennen?
De Alpen als barrière
^De Jetstream/straalstroom:
De jetstream is allesbepalend voor het winterweer in de Alpen. Alle informatie over dit onderwerp kun je hier vinden.
Het weer op onze breedtegraad wordt sterk beïnvloed door de jetstream. Deze harde wind waait boven in de troposfeer op zo’n 10 kilometer hoogte. De ligging van deze straalstroom bepaalt het traject die de depressies afleggen en dus waar het in de winter kan sneeuwen. Voor een Noordstau is in de regel een meanderende jetstream nodig die meer meridionaal (noord-zuid) verloopt in plaats van het doorgaans zonale (west-oost) patroon.
Deze noordelijke stroming maakt het mogelijk dat polaire lucht boven de Noordzee vocht op kan pikken en over Centraal-Europa kan uitzakken. De vochtige luchtmassa van arctische origine kan op deze glijbaan de noordkant van de Alpen bereiken. De Alpen vormen een natuurlijke barrière waardoor de lucht hier gedwongen wordt te stijgen. Bij het stijgen koelt de lucht af, vindt er condensatie (wolkenvorming) plaats en kan het veel sneeuwen. Een meteorologische term voor dit proces is de orografische versterking van neerslag.
Waar valt de meeste sneeuw?
In de regel is de neerslag tijdens een Noordstau minder hevig dan bij een Südstau, maar in een ideale setting kan een Noordstau dagenlang aanhouden. De totale sneeuwaccumulatie kan alsnog flink oplopen. Denk bijvoorbeeld maar terug aan januari 2019, waar de Noordalpen na een dagenlange Noordstau recordhoeveelheden sneeuw hebben ontvangen.
Bij een Noordstau hebben we het altijd over enkele regio’s die gebakken zitten, zoals de Glarner Alpen en Engelberg in Zwitserland en het Bregenzerwald, Arlberg en Karwendel in Oostenrijk. Als je de locaties op de kaart bekijkt, zie je dat ze allemaal aan de noordrand van de noordelijke Alpen liggen. De vochtige lucht klapt hier op de eerste hoge bergen en wordt gedwongen om flink te stijgen, met hevige neerslag als gevolg.
Inneralpiene gebieden ontvangen in de regel een flink stuk minder. In Tirol merk je het verschil bijvoorbeeld bijzonder goed tussen de noord- en zuidkant van Innsbruck. Terwijl de Nordkette nog onderdeel is van de Karwendel en de eerste grote barrière na het Alpenvoorland vormt, kan de lucht na deze bergrug alweer wat dalen. Direct ten zuiden van Innsbruck blijven de sneeuwhoeveelheden daarom een stuk beperkter. Op plaatsen waar je geen machtige barrière aantreft kan de sneeuwval verder doordringen en kunnen de inneralpiene gebieden meer van de Noordstau profiteren.
Ook de Franse Noordalpen kunnen meeprofiteren van een Noordstau, maar hoeveel dat kan zijn hangt sterk af van de luchtdruksetting. Nadert het hogedrukgebied vanuit het westen, dan kan het in deze regio al langzaam opklaren terwijl het nog langer kan doorsneeuwen in de rest van de Noordalpen.
Noordföhn
Vindt er in de Noordalpen een Noordstausituatie plaats, komt het vaak voor dat er in de Zuidalpen föhncondities heersen. Als de luchtmassa’s vanuit het noorden de alpenhoofdkam hebben bereikt, wordt de daling ingezet. De uitgesneeuwde lucht is droger en kan daarom sneller opwarmen tijdens deze daling. Een typische Noordföhnsituatie met hoge temperaturen ontstaat in de Zuidalpen. Een uitgebreide uitleg over het concept föhn in de Alpen volgt in een volgend achtergrondartikel.
Hoewel de grens van het weer tussen de Noord- en Zuidalpen vaak erg scherp kan zijn, moeten skigebieden dicht tegen de alpenhoofdkam (ongeveer 10 – 20 kilometer) alsnog rekening houden met bewolking en/of neerslag, met name wanneer de stroming erg sterk is. Hoe verder zuidelijker, hoe beter het weer dus wordt. Treedt er Noordföhn op, moet je in de Zuidalpen wel rekening houden met een stormachtige wind en de bijbehorende lawinerisico’s.
Noordweststau
Niet elke Noordstau is hetzelfde. Bij een stroming vanuit het noorden krijgen de eerdergenoemde gebieden de volle laag, maar als de wind meer vanuit het noordwesten komt, wordt het al snel een ander verhaal. Het zwaartepunt van de neerslag ligt dan hoofdzakelijk tussen het Mont-Blancmassief en de Arlberg, zoals je hierboven heel duidelijk kunt zien. Een groot deel van Oostenrijk ligt met een noordwestelijke stroming in de neerslagschaduw en pakt veel minder sneeuw mee.
Noordstau in de weerkaarten
Om een mooie Noordstau in de weerkaarten te herkennen heb je een bepaalde setting nodig. Je kunt grofweg zeggen dat we een hogedrukblokkade ten westen van ons nodig hebben om de stroming te kunnen laten draaien naar het noorden. Met een hogedrukgebied (H) ten westen van de Groot-Brittannië en lagedruk (T) ten oosten van de Alpen komt de glijbaan waar ik het eerder over had op gang. Let op dat kleine verschuivingen gemakkelijk nog tot een dag voor een Noordstau op kunnen treden en roet in het eten kunnen gooien. Belangrijk is dat er geen “hogedrukknietje” te dichtbij komt, want dan verplaatst het zwaartepunt zich verder naar het oosten en krijgt de Balkan de volle laag en komen de Alpen van een koude kermis thuis.
Lees ook:
Replies
Wat een goed artikel en heerlijk om te dromen over bakken met sneeuw die vallen.